Berichten
Essay over stedenbouw
Le Corbusier (1887-1965)
Le Corbusier (1887-1965) hield zich niet alleen bezig met de architectuur van het 'machinetijdperk', maar ook met stedenbouw waarin zijn 'machines om in te wonen' tot hun recht konden komen. Het ging Le Corbusier om het maken van een nieuwe wereld waarin de mens bevrijd zou worden van zijn erbarmelijke bestaan in onleefbare binnensteden en treurige suburbs. Wie niet begrijpt hoe slecht de woonomstandigheden vroeger waren, snapt ook Le Corbusier niet. Het machinetijdperk heeft echter volgens hem niet alleen ellende voortgebracht, maar verschaft ook de mogelijkheden om deze op te lossen. De industrie zou geprefabriceerde huizen moeten bouwen op dezelfde wijze als auto’s en zeeschepen worden gemaakt.
In The Radiant City (1933) wordt een voorstel gedaan om de bestaande stad Parijs te vervangen door een stralende nieuwe stad. Door de bevolking te concentreren in hoogbouwflats kan een enorm hoge bevolkingsdichtheid worden bereikt waardoor de afstanden, tussen mensen onderling en tussen de mensen en hun werk, worden verkleind, de congestie van de stad wordt vermeden en er is ook geen noodzaak meer voor suburbs. De gebouwen, zowel de woongebouwen als de zakentorens, staan op palen, waaronder het parkachtige landschap waarin de gebouwen zijn geplaatst ook onder die gebouwen doorloopt. De stad is geheel groen. Er is geen enkele bewoner zonder zonlicht. Iedereen kijkt uit op bomen en lucht. De gebouwen hebben geen binnenplaatsen, want alle woningen zijn op de buitenwereld gericht. Nieuw was dat Le Corbusier de verkeersplanning integraal onderdeel liet zijn van zijn stadsplanning; er is een volledige scheiding van verkeerssoorten en het grondniveau is geheel bestemd voor de voetganger. Het verkeer beweegt zich onbelemmerd voort op vijf meter hoogte boven het grondniveau op éénrichtingswegen zonder het andere verkeer te kruisen. Het gevolg is dat de voetganger nimmer een auto tegenkomt. De straat is opgeheven. Le Corbusier heeft aan alles gedacht, de bevoorrading, crèches, zelfs de inrichting van de wooneenheden. Het is een totalitaire visie die niet alleen een nieuwe stad, maar zelfs een nieuwe mens moet opleveren. Dat gaat overigens niet vanzelf: sociale educatie is eveneens een vereiste (p. 146). De nieuwe mens is geheel vrij, zegt Le Corbusier, niet om alles te kunnen doen, maar vrij van gewone verantwoordelijkheid. Rekening houden met elkaar is niet meer nodig, want niemand is elkaar nog tot overlast.
Uit zijn berekeningen blijkt dat het mogelijk is om een stad te bouwen met een bevolkingsdichtheid van 1000 per hectare waar de gebouwen maar 11% van de totale grondoppervlakte in beslag nemen. Op een gebied van 5 bij 6 kilometer kunnen dan drie miljoen inwoners worden gehuisvest. Een basisvooronderstelling is echter dat elke bewoner 14 m2 vloeroppervlak ter beschikking krijgt, hetgeen realistisch zou zijn omdat 'parasitaire' onderdelen van de oude woningen niet langer nodig zijn.
Over de noodzaak om een stralende stad te bouwen op de plaats van de oude stad is Le Corbusier helder. De reactionaire 'Vrienden van Parijs' (ja, het staat er echt) benadrukken echter het belang van geschiedenis (p. 101). Geschiedenis is verandering, zegt Le Corbusier, immers ook de Romeinse en de middeleeuwse stad bestaan niet meer. De stad moet gered worden door hem te vervangen door iets totaal anders.
De ideeën van Le Corbusier zijn door moderne stedenbouwers in praktijk gebracht, onder andere in de Amsterdamse Bijlmermeer. Het is niet geheel terecht de mislukking van deze wijk toe te schrijven aan Le Corbusier, maar zijn ideeën worden tegenwoordig door nog maar weinig stedenbouwers aangehangen. Eén van de redenen waarom de moderne stad van Le Corbusier niet werkt is dat niemand zich verantwoordelijk en veilig voelt in de groene en verkeersvrije voetgangersgebieden. Jane Jacobs was één van de eersten die daarop wees. Functiemenging, een kenmerk van oude steden zoals de Amsterdamse binnenstad, wordt tegenwoordig weer als iets positiefs ervaren.
(10 juli 2015)