Berichten
Opmetingstekeningen van Amsterdamse monumenten uit 1944
Op 6 juni 1944 vond D-day plaats, het begin van de bevrijding van West-Europa. Wat gebeurde er ondertussen in Amsterdam? Alle grachtenpanden werden door tientallen werklozen in opdracht van Bureau Monumentenzorg opgemeten en uitgetekend om ze te kunnen herbouwen na een eventuele verwoesting door oorlogshandelingen. Alle tekeningen, die overigens zeer gedetailleerd zijn, bevinden zich in het Stadsarchief van Amsterdam.
Voor wie zich afvraagt hoe er in 1944 al een Bureau Monumentenzorg kan bestaan, terwijl dat bureau pas officieel in 1953 is opgericht, moet weten dat er een voorloper in de oorlogsjaren was. Die geschiedenis kennen maar heel weinigen. Er werd wel aandacht aan besteed in het boek Amsterdam maakt geschiedenis uit 2004, ter gelegenheid van het '50-jarig bestaan' van het Bureau Monumentenzorg. Marie-Therese van Thoor schrijft in het hoofdstuk 'Pioniers van de Amsterdamse monumentenzorg': "Veel reƫler is het echter de doorstart van het bureau, in 1953, om organisatorische en inhoudelijke redenen als het beginpunt van de gemeentelijke monumentendienst aan te houden" (p. 62). Voordeel van die benadering is natuurlijk dat de ontstaansgeschiedenis onder de 'foute' architect en wethouder Jan Gratama niet verteld hoeft te worden. Het bureau was onder zijn leiding op 28 mei 1943 opgericht, louter met het doel de monumenten op te meten, te fotograferen en de tekenen. Dit gebeurde in samenwerking met het Genootschap Amstelodamum. Het was een beperkte doelstelling in vergelijking tot de monumentendienst van 1953 onder leiding van Ruud Meischke. De werkzaamheden van het bureau in de oorlogsjaren houdt verband met het besluit van begin 1940 door generaal Winkelman, tijdelijk belast met het regeringsgezag, de monumentenstatus te verlenen aan de panden op de al in 1928 opgestelde 'Voorloopige Lijst der Monumenten'. Daardoor was er een verplichting van de gemeente Amsterdam om voor de monumenten te zorgen.
Of die bescherming werkelijk effect heeft gehad is zeer de vraag. Op de Voorloopige Lijst stonden in 1928 zo'n vierduizend panden. Toen het Bureau Monumentenzorg in 1953 opnieuw begon, werd geconstateerd dat er al duizend panden gesloopt waren, een kwart van de formeel in 1940 onder rijksbescherming geplaatste monumenten. Bij de doorstart van de gemeentelijke monumentenzorg was er veel werk te verrichten. Het hielp natuurlijk al niet dat het gemeentebeleid was gericht op buurtsanering en verkeersdoorbraak, want daardoor zouden nog veel panden worden gesloopt. Wat volgde was een strijd om de binnenstad die pas in de jaren zeventig zou worden gewonnen.
(6 juni 2019)