Lodewijk XVI
Tijdens de 18de eeuw overheerste in Amsterdam de Franse architectuur. De Lodewijk XIV- en XV-stijlen zijn barokke stijlen die nog een zekere continuïteit vertonen, maar de overgang naar de Lodewijk XVI-stijl, in Amsterdam in de jaren zestig van de 18de eeuw, kan als een trendbreuk worden beschouwd. Er is dan sprake van een terugkeer naar soberheid en classicisme. Zuilen, pilasters, frontons en festoenen kwamen weer in zwang. De Lodewijk XVI-stijl wordt tegenwoordig vaak de eerste neoclassicistische stijl genoemd, die vooruit loopt op de neostijlen van de 19de eeuw.
De terugkeer naar het classicisme hangt samen met de Romantische belangstelling voor ruïnes ten gevolge van melancholische literatuur, die op zijn beurt weer leidde tot archeologische opgravingen. Er verschenen diverse boeken over de Romeinse architectuur zoals studies over de tempels van Palmyra en Baalbek van Robert Wood in 1753 en 1757, over het Keizerlijk paleis in Split van Robert Adam in 1764 en over de tempel van Nîmes van Clérisseau in 1778 en tenslotte de meest invloedrijke: een hele reeks publicaties over de Romeinse steden Herculaneum en Pompeii vanaf 1751. Ook de gravures van Piranesi over de Romeinse antiquiteiten waren invloedrijk.
Ook in Amsterdam keerde men de zwierige rococo de rug toe en herleefde de strakheid, strengheid en monumentaliteit van de klassieke architectuur. In Amsterdam beschikte men over het voorbeeld van het Hollands Classicisme om op terug te vallen. In 1767 werd op Herengracht 14 werd het grote fronton toegepast. Het gebouw voor Felix Meritis uit 1787 kan als het hoogtepunt van de Amsterdamse Lodewijk XVI-stijl worden opgevat. Een ander hoogtepunt is het Nieuwe Werkhuis uit 1779-1782.
Het grote driehoekige fronton wordt al spoedig ook op Amsterdamse grachtenhuizen toegepast. Een vroeg voorbeeld daarvan is Herengracht 109.
Zie ook deze introductietekst:
Laatste wijziging: juli 2020