Berichten
Het Holocaust Namenmonument mag er komen
Op 27 december 2017 werd een tweetal vergunningen ter visie gelegd voor de bouw van het Holocaust Namenmonument in de Weesperstraat, waarvoor een aantal bomen wordt gekapt en het bestaande 'Monument voor de Joodse dankbaarheid' moet wijken. Tot 7 februari 2018 kon hiertegen bezwaar worden gemaakt. Voor mijzelf betekende de kwestie een afweging tussen verschillende, haast niet onder één noemer te brengen belangen. Hoe weeg je het belang van een nationaal herdenkingsmonument tegen dat van het beschermd stadsgezicht? Ik oordeelde dat er van aantasting van het stadsgezicht niet of nauwelijks sprake was, maar een groep buurtbewoners dacht daar anders over en procedeerde jarenlang tegen de komst van het monument. Op 9 juli 2019 verklaarde de rechtbank het beroep van de tegenstanders ongegrond. De uitspraak was vernietigend. De rechtbank veegde stuk voor stuk alle argumenten van tafel.
Een korte terugblik
Het Nederlands Auschwitz Comité (NAC) presenteerde in 2014 een ontwerp van de beroemde architect Daniel Libeskind voor een namenmonument in het Wertheimpark. Door verzet van omwonenden ging het plan om het gedenkmonument in het Wertheimpark te plaatsen niet door. Er volgde een studie waarin vijftien locaties in beeld werden gebracht, naast het Wertheimpark onder meer het Amsterdamse Bos, Amstelpark, Beatrixpark, Mr. Visserplein, J.D. Meijerplein, het stadhuis en de Hollandse Schouwburg. Op basis van deze locatiestudie koos de gemeenteraad op 22 juni 2016 unaniem voor de groenstrook tegenover de Weesperflat in de Weesperstraat. De locatie voldeed aan een belangrijke vooraf gestelde voorwaarde van het NAC, namelijk in de buurt van de andere belangrijke historische locaties in de voormalige Jodenbuurt, zoals de Portugese en Hoogduitse synagogen en de Hollandsche Schouwburg. Een nadeel van deze locatie was de noodzakelijke verplaatsing van het 'Monument voor de Joodse dankbaarheid'. Voor de tweede maal, want het monument stond oorspronkelijk op het Weesperplein. Daniel Libeskind maakte een nieuw ontwerp voor het namenmonument waarvoor in 2017 de noodzakelijke vergunningen werden verleend.
Een alternatieve locatie, die ter elfder ure door bezwaarmakers werd voorgesteld, namelijk het Mr. Visserplein, was al in 2014 door de gemeente als niet geschikt terzijde geschoven. Dit voorstel behelst het realiseren van een namenmonument in de ondergrondse ruimte van het plein. Het NAC liet weten deze locatie niet te overwegen: "een ondergronds namenmonument is voor ons geen optie". Inderdaad, wie denkt dat een ondergrondse ruimte een goed alternatief is, heeft weinig empathisch vermogen. De gaskamers in Auschwitz waren namelijk ook ondergronds.
Ruimtelijke inpassing
De welstandscommissie was onder enkele ondergeschikte voorwaarden akkoord gegaan met het bouwplan. De commissie was enthousiast over de "betekenisvolle en krachtige sculptuur" en over het materiaalgebruik. Haar uiteindelijke conclusie was: "De uitwerking van het monument is zorgvuldig en overtuigend. (…) Met het handhaven van een enkele bomenrij en het planten van acht nieuwe bomen van enig formaat op de locatie wordt het landschappelijk karakter voldoende behouden. (…) Het project voldoet, onder voorwaarden, aan redelijke eisen van welstand". Deze voorwaarden betroffen een verbetering van de kwaliteit van de hekwerken en het verminderen van tekst op één van de wanden. Ook vroeg de commissie te letten op de zorgvuldige uitvoering van de materialisering en verlichting van het monument.
Het bouwplan voor het monument was overigens wel in strijd met het bestemmingsplan, omdat het project is gesitueerd op gronden met bestemming 'verkeer' waar alleen bouwwerken mogen worden opgericht die deze bestemming ten dienste zijn. De gemeente maakte echter gebruik van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, omdat het project was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
Deze onderbouwing werd gemaakt door Mees Ruimte & Milieu te Zoetermeer. Het rapport telt 36 pagina's en heeft 6 bijlagen, waaronder een haalbaarheidsstudie van de gemeente en een archeologische 'Quickscan' van Monumenten & Archeologie. Zoals je het eigenlijk bij elk project zou willen. Mees schrijft dat het gedenkmonument aan een drukke verkeersweg ligt die nauwelijks verblijfskarakter heeft, maar zich de laatste jaren meer als een stadsstraat ontwikkelt waar de bezoeker zich beter op zijn plek voelt. Een kwaliteit van de omgeving van het plangebied vormt de entree van de Hoftuin van de Protestantse Diaconie met uitzicht op de monumentale centrale as met een dubbele rij bomen. Ook de niveauverschillen ter plaatse worden als een kwaliteit gezien: er is een niveauverschil tussen de straat en het lager gelegen plantsoen van ca. 1 meter en tussen het plantsoen en de tuin van eveneens 1 meter. Volgens het rapport worden deze kwaliteiten niet aangetast. Sterker nog: De kwalitatieve verbetering van de openbare ruimte zorgt volgens Mees voor een kwalitatieve impuls van het gebied. De materiaalkeuze sluit aan bij de karakteristiek van het gebied. Bovendien betekent het gedenkmonument een versterking van de bestaande cultuurhistorische waarden van het Joods Cultureel Kwartier.
Beschrijving van het monument
Het monument maakt optimaal gebruik van de niveauverschillen in de openbare ruimte en laat de zichtas op de tuiningang vrij. Het monument is een labyrint van muren die tezamen een woord van vier Hebreeuwse letters (לזכר) vormen dat 'ter nagedachtenis' of 'in herinnering' betekent. De twee meter hoge muren bestaan uit bakstenen – een materiaal dat tot de 'genius loci' van Amsterdam behoort – met daarop de namen van de 102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust, inclusief hun geboortedatum en leeftijd van overlijden, die daardoor hun individualiteit terugkrijgen. In de laatste decennia is een herdenkingscultuur ontstaan waarin namen een belangrijke plaats innemen. Voor de overlevenden en nabestaanden is het van grote waarde dat er niet alleen een fysieke plaats is waar zij hun vermoorde familieleden gedenken die nooit een graf of gedenkplaats hebben gekregen, maar ook dat zij de namen kunnen zien en aanraken. Daarom mogen de muren niet te hoog worden: de namen moeten te lezen zijn en liefst ook nog aan te raken. Op de muren liggen de vier letters, volumes met een maximale hoogte van vier meter, in de woorden van de architect, "made of highly polished metal volumes, reflecting the light and the city, representing the continuation of the memory for future generations. They are visually detached from the brick walls by a narrow void and slightly rotated in plan, representing a break in continuity and a 'shift' into the present and future. This suspended emptiness, or 'Breath of Air', detaches the neighborhood from a future in which Dutch/Jewish families are missing." Met andere woorden: het ontwerp maakt gebruik van een lokaal materiaal, namelijk baksteen, terwijl het gepolijste roestvrijstalen spiegelend oppervlak van de bovenzijde een veel geprezen eigenschap van Wolkers Auschwitz-monument in het Wertheimpark overneemt: de weerspiegeling van de lucht en de omgeving draagt op een bepaalde manier evenzeer bij aan het gedenken als de namen zelf.
Aantasting van het beschermd stadsgezicht?
Mij is meerdere keren de vraag gesteld of het gedenkmonument een aantasting betekent van de beschermde binnenstad, waar ik als actievoerder voor het behoud van de binnenstad al vele jaren voor opkom. [Eerder artikel] Meer algemener gesteld mag de karakteristiek van het stadsgezicht en de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied niet in onevenredige mate worden aangetast. Door de wijze waarop het gebruik maakt van de beschikbare ruimte, voor een deel lager dan het maaiveld van de Weesperstraat, en het gebruikte materiaal, baksteen en gepolijst metaal, kwam ik, net als de welstandscommissie, tot de conclusie dat het monument geen negatieve impact heeft op het beschermd stadsgezicht. Deze straat is immers door een verkeersdoorbraak tot stand gekomen, waarbij de straat werd verbreed en de huizen en winkels werden geamoveerd. Deze verkeersdoorbraak betekende een drastische ingreep in de ruimtelijke structuur. De autoweg herinnert op geen enkele manier nog aan de vooroorlogse situatie van een smalle straat met huizen erlangs. De stedenbouwkundige structuur is dus zodanig aangetast dat er geen fysieke waarden meer zijn die aangetast kunnen worden. Datgene wat het beschermd stadsgezicht geacht wordt te behouden, is hier niet langer aanwezig. Het betreft een gehavend deel van de stad waarvan de oorzaak van deze verwoesting bij de Jodenvervolging zelf ligt, maar ook de naoorlogse pogingen de stad geschikt te maken voor de auto. Is er, zo bezien, een meer toepasselijke plek voor het Namenmonument?
Het argument van de tegenstanders dat de binnentuin en de achtergevel van de Hermitage niet meer zichtbaar zou zijn, gaat voorbij aan het feit dat het bouwblok vóór de oorlog gesloten was. Er stonden huizen in de Weesperstraat. Je zou dus kunnen zeggen dat de komst van het monument de beslotenheid van weleer hersteld. Geen aantasting dus, eerder een stap terug naar de oorspronkelijke structuur.
De omvang van het monument lijkt mij ook niet onacceptabel. Het monument komt te staan op een locatie waar huizen stonden [De 175 Joden van het Weesperplantsoen]. De bouwhoogte van minder dan 7 meter, komt niet in de buurt van de oorspronkelijke bouwhoogte van de gesloopte huizen en verhoudt zich goed tot de bestaande bebouwing: nergens wordt het monument hoger dan de bouwwerken erachter. Het is niet 'te groot': de omvang is bepaald door het aantal slachtoffers, voor elk een baksteen: de kleinste bouwkundige eenheid. Het monument had kleiner kunnen zijn als er meer Joden waren gered. Het is dus precies zo groot als nodig is.
Tegelijkertijd betekent de komst van het gedenkmonument een versterking van bepaalde cultuurhistorische waarden die in deze buurt bestaan en gedeeltelijk door de ontwikkelingen in en na de oorlog zijn uitgewist, overigens met volle medewerking van de toenmalige gemeentebesturen. De buurt heeft een bepaalde geschiedenis en die wordt door de komst van het monument meer zichtbaar. De locatie, waar ooit Joodse huizen stonden, krijgt een betere duiding.
Herdenkingscultuur
De enorme omvang van de Holocaust en daarmee de betekenis daarvan voor Amsterdam mag nog wel even worden benadrukt. Van de naar schatting 140.000 Joden die Nederland in 1940 telde, werden er in de bezettingsjaren 1940-1945 ongeveer 102.000 vermoord, het merendeel in de vernietigingskampen. Doorgaans werden zij direct na aankomst in Auschwitz-Birkenau of Sobibor in gaskamers vermoord of kwamen door ziekte en uitputting om het leven. Het percentage van de vernietiging van het Nederlandse Jodendom (bijna driekwart) is hoog vergeleken met de andere landen die door nazi-Duitsland waren bezet. In Amsterdam woonden vóór de oorlog zo'n 75.000 Joden, 10 procent van de Amsterdamse bevolking. Daarvan is dus driekwart, dat wil zeggen 60.000 inwoners van onze stad, gedeporteerd en vermoord. De Holocaust heeft het karakter van onze stad ingrijpend gewijzigd en ook de naoorlogse strijd om de binnenstad bepaald. Zo is het bijvoorbeeld geen toeval dat de eerste grote verkeersdoorbraak in de Weesperstraat en Nieuwmarktbuurt kwam, het stadsdeel dat ook fysiek zo zwaar getroffenen was.
Daar komt bij dat er de laatste decennia veel is veranderd in de herdenkingscultuur. Direct na de oorlog waren de weinige Joden die nog in Amsterdam verbleven of terugkeerden met andere zaken bezig dan de oorlog. Men moest een nieuw bestaan opbouwen en was daar druk mee, ook omdat dit niet gemakkelijk werd gemaakt door de autoriteiten, bijvoorbeeld omdat men werd geacht achterstallige belasting te betalen, terwijl men alles in de oorlog was kwijtgeraakt. Men was dankbaar dat men nog leefde. In die context is het altijd controversieel gebleven 'Monument van de Joodse dankbaarheid' tot stand gekomen. Zoals wel vaker bij traumatische gebeurtenissen werd er aanvankelijk niet of nauwelijks gesproken over wat er was gebeurd. De wens om hierover te praten en te gedenken is in de loop van de jaren niet zwakker maar juist sterker geworden. Er zijn nieuwe generaties die de oorlog niet hebben meegemaakt, maar wel willen getuigen van wat hun families is aangedaan. Er is geleidelijk een herdenkingscultuur ontstaan waarin het noemen van namen een belangrijke plaats inneemt. Kennelijk is er behoefte om de niet teruggekeerde familieleden hun individualiteit terug te geven. Alleen op die manier is het grote aantal slachtoffers te bevatten en bovendien was het de uitdrukkelijke bedoeling van de nazi's de Joden eerst hun menselijkheid te ontnemen, waarvan de naam een belangrijk onderdeel vormt, voordat ze ook het leven zelf verloren.
Een ander aspect van het hedendaagse gedenken is dat er van dankbaarheid geen sprake meer is, waardoor het bestaande 'Monument van de Joodse dankbaarheid' qua betekenis volstrekt achterhaald is. De Nederlandse samenleving, in het bijzonder het ambtenarenapparaat en het doorgaans onverschillige of zelfs collaborerende deel van de bevolking, treft blaam dat zij de isolatie, deportatie en moord op de Joodse medeburgers liet gebeuren of daar zelfs actief aan bijdroeg (zie de beruchte Stippenkaart). Zonder die medewerking was de massamoord niet mogelijk geweest. Verdriet heeft de plaats ingenomen van dankbaarheid. Ook daarom is de juridische strijd van omwonenden pijnlijk te noemen.
Mijn conclusie luidt dat er geen steekhoudende argumenten zijn waarom het Holocaust Namenmonument niet op deze locatie in de beschermde binnenstad zou kunnen komen. Bovendien weegt het nationale belang van de komst van het monument zwaarder dan dat van de omwonenden die niet aannemelijk hebben kunnen maken dat het monument op deze locatie niet mogelijk is. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen. Laten we het monument nu snel gaan bouwen.
(9 juli 2019)