Berichten
Gapers verdwijnen uit het stadsbeeld
In de Herenstraat hing tot 10 juli 2020 aan de gevel één van de laatste gapers in het Amsterdamse stadsbeeld, maar het was een replica, omdat de gaper in 2016 was gestolen. Het verdwenen exemplaar was echter ook al nieuw gemaakt, namelijk uit de jaren tachtig van de vorige eeuw (door Joop Mackenbach). Dit is wel typerend voor het lot van de gapers in onze stad. Er zijn er nog maar twee in het Amsterdamse stadsbeeld, in de Gravenstraat en in de Staalstraat. Hoe verdween een traditie uit het stadsbeeld?
Een gaper is een meer dan levensgroot houten hoofd van een man met een open mond, waar soms maar niet altijd de tong uitsteekt, en diende als huisteken. Al in 1961 klaagde Onno Boers van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen dat de gapers van onze stad verloren gaan. Hij kon in 1998 zestig gapers opsommen, waarvan de helft bewaard was gebleven. Volgens historicus Peter van den Hooff waren er vóór 1940 op meer dan honderd adressen in Amsterdam gapers uitgehangen. Na de oorlog verdwenen deze allemaal uit het straatbeeld, recent de laatste nog resterende exemplaren: Utrechtsestraat 118, Wijde Heisteeg 4 (gestolen in 2004), Gravenstraat 20 (gestolen in 2011) en Heiligeweg 42 (gestolen in 2009) verloren hun huisteken. Soms betreft het replica's van de originele houtsnijwerken; in de Staalstraat hangt sinds 1986 een nieuw gesneden gaper naar voorbeeld van het verdwenen exemplaar. De originele gapers van de Nieuwe Spiegelstraat 30 (afkomstig van Vijzelstraat 122), Leidsestraat 90, Utrechtsestraat 84 en Vijzelstraat 79 zijn gelukkig opgenomen in de collectie van het Amsterdam Museum, al zijn ze niet op zaal te zien (ze bevinden zich in het depot). De meeste gapers bevinden zich nu in het museum: het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen (27 gapers), het Boerhaave Museum in Leiden (9 gapers) en het Openluchtmuseum in Arnhem (7 gapers). Er is ook een digitale expositie, de Gapergalerij.
De gaper is het traditionele huisteken van een apotheek (of drogist). Soms betreft het een donkere man, een zogenaamde Moor of Moriaan. Dat was oorspronkelijk iemand uit Mauretanië, ten zuiden van Marokko. In de Romeinse tijd waren de Mauri bewoners van wat nu Marokko en Algerije is. Dat waren de oorspronkelijke bewoners voordat de Arabieren kwamen. Deze donkere gapers ofwel Moriaanshoofden hebben niets met slavernij of kolonialisme te maken, want ze verwijzen - ook al lijkt dat vreemd - naar de Arabische geneeskunst, die in de 16de en 17de eeuw in hoog aanzien stond. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de afbeelding van een complete Arabische apotheek op een voorschriftenboek dat in 1515 in Brussel werd gedrukt. De Moor, Arabier of anderszins exotisch geklede persoon stond zodoende al snel symbool voor apotheken of drogisterijen. Toen Amsterdam in de 17de eeuw de belangrijkste handelsstad van Europa was en er vele specerijen en geneesmiddelen vanuit de gehele wereld op de markt kwamen - onze stad was zelfs het centrum van de wereldhandel in medicijnen -, werd de exotische gaper het uithangteken bij uitstek in Nederland, in het bijzonder in Amsterdam. In de 17de eeuw kwamen dergelijke Moriaanshoofden al voor, wat blijkt uit huisnamen als 'het Moriaenshooft' op de Prinsengracht hoek Lauriergracht en 'het Gecroonde Moriaenshooft' in de Reestraat. Gapers kunnen overigens elke nationaliteit hebben, soms hebben ze een uniform aan.
In apotheken werden aanvankelijk vooral kruiden verkocht, al eeuwenlang een bestanddeel voor geneesmiddelen. Van die kruiden werden drankjes gemaakt, bijvoorbeeld kruidenwijn. Sommige van die drankjes kennen we nog steeds, zoals Berenburger, Jaegermeister, e.d. Het is dus niet uitgesloten dat aan het huis Berenburger aan de Stromarkt ooit ook een gaper hing. De traditie is tot in de 19de eeuw blijven bestaan. Het is heel toepasselijk dat bij de Stadsapotheek uit 1889 aan de Kloveniersburgwal stenen gapers in de gevel zijn verwerkt. Gapers uit de 17de of 18de eeuw zijn vooral zo zeldzaam omdat ze van hout waren gemaakt en aan wind en waren werden blootgesteld. Veel gapers zijn echter verdwenen omdat men de waarde van deze volkskunst niet inzag of vooral in de 20ste eeuw omdat ze werden gestolen. Straks zijn de stenen gapers van de Stadsapotheek de laatste overgebleven gapers in onze stad.
Het is jammer dat zo'n oude Amsterdamse traditie nu vrijwel verdwenen is. Als je de uithangtekens in onze huidige winkelstraten ziet, doorgaans vooral verlichte letters, is het stadsbeeld nogal veranderd en niet bepaald ten goede. De enige herinnering aan deze oude traditie is straatnamen als de Gaperssteeg (bij het Rokin) en huisnamen als de Vergulde Gaper (op de hoek van de Prinsenstraat en de Prinsengracht). Waarom niet deze oude traditie nieuw leven inblazen, zoals wij ook weer gevelstenen opnieuw laten maken?
Literatuur:
H.W. Alings. 'De Amsterdamse gapers'. Maandblad Amstelodamum 1962: p. 138-140.
H.W. Alings. 'De gaper als uithangteken'. Ons Amsterdam 1962: p. 132-137, p. 162-169.
Onno Boers. 'Gapers in en uit Amsterdam'. Monumenten (mrt. 1998), p. 6-11
Onno Boers. 'Hoe staat het met onze gapers?'. Maandblad Amstelodamum 1961: p. 205-209.
Peter van den Hooff. 'Lotgevallen van een gaper in uniform. Hoe een uniek Amsterdams uithangteken terechtkwam bij een Friese schoenenzaak'. Maandblad Amstelodamum 2019: p. 96-112
Thijs Mol, 'De uithangtekens van Amsterdam'. Maandblad Amstelodamum 1940: p. 97-99
Walther Schoonenberg. 'Eén van de laatste gapers verdwenen'. Binnenstad 278 (okt./nov./dec. 2016)
Walther Schoonenberg. 'Waar zijn de gaper en apothekerskast van Heiligeweg 42 gebleven?' Binnenstad 233 (maart 2009)
(10 juli 2020)