Oostenburgervoorstraat 182-316
Het Nieuwe Magazijn / Oostenburg
Naam: Het Nieuwe Magazijn / Oostenburg
Adres: Oostenburgervoorstraat 182-316
Gebouwtype: Pakhuis
Geveltype: Lijstgevel
Bouwjaar: 1720, 1997/98
Architect: Joost Borsmann (stadsmeestermetselaar)?
Opdrachtgever: VOC
Restauratie: 1997
(9 afbeeldingen)
Blokvormig pakhuis rond een binnenplaats, ingrijpend aangetast en gewijzigd door een aantal verbouwingen in de 19de en 20ste eeuw. In 1997 verbouwd tot een appartementencomplex waarbij het opvallende nieuwe dak verscheen.
De Vereenigde Oostindische Compagnie of in hedendaagse spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was een in 1602 opgerichte handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan. Het had verschillende gebouwen in Amsterdam, met een hoofdkwartier aan de Oude Hoogstraat. In de Lastage werd in dubbel pakhuis gebouwd, de Oude Werf, maar dar was al snel niet genoeg. Op de Oostelijke Eilanden, aangelegd in 1655, kocht de VOC in 1661 het eiland Oostenburg voor de vestiging van een groot bedrijfscomplex, waaronder een scheepswerf bestaande uit drie scheepshellingen, diverse pakhuizen, een lijnbaan, scheepstuigmakerijen, een spijkerloods, een smederij, een zijlmakerij, een teerhuis, een anker- en ballastwerf, dienstwoningen, etc. Het grote pakhuis, het door Daniel Stalpaert ontworpen Oost-Indisch Zeemagazijn, werd gebouwd in de jaren 1661-1663. Het had twee vleugels van vier verdiepingen, was in totaal zo'n 215 meter breed en 25 meter diep. Het was het grootste gebouw van Amsterdam. Het is helaas niet blijven bestaan, want het stortte op 13 april 1822 volledig in. In 1829 was alles opgeruimd en resteerde niets meer van het grote pakhuis. Maar er waren meer VOC-pakhuizen, zowel op Oostenburg als elders in de stad. Op 18 april 1720 werd in opdracht van de VOC de eerste steen gelegd voor het pakhuis "Het Nieuwe Magazijn", ook wel genoemd "Het Swaare Pakhuis". De zilveren troffel die het bewindhebberszoontje Dirk Sautijn daarbij gebruikte is bewaard gebleven en is te zien in het Amsterdam Museum (KB 865). In het bestek werd het omscheven als "een zeer treffelijk Pakhuis van ongelovelijke dikke muren, bekwaam eeuwen te staan". De muren kregen een dikte van 71 centimeter. Het pakhuis diende voor de opslag van handelsgoederen als salpeter, suiker, katoen, tin, zink, koffie en drogerijen. Op de binnenplaats lag werfhout.
In 1820, na het failliet van de VOC, werden gebouwen en terreinen op Oostenburg overgedaan aan de Marine. Het pakhuis was in die tijd bekend als het Salpeterhuis, en ging dienen als "Het Groot Magazijn van Levensmiddelen en Plunjes der Marine te Amsterdam". In 1827 werd het pakhuis overgenomen door De Nederlandse Stoomapparatenfabriek, het latere Werkspoor. Nadien onderging het een aantal ingrijpende verbouwingen. De beide bouwdelen aan de korte zijde van de binnenhof werden gesloopt waardoor het middendeel nu geheel open was. Uit Engeland werden ijzeren ramen gehaald die in een groot gedeelte van de gevel werden geplaatst. De bouwmuren in het midden van de ruimtes werden vervangen door gietijzeren kolommen en balken. In 1949 werd het middendeel weer dichtgezet met glazen gevels en werden er betonvloeren op de tweede en derde verdiepingen aangebracht. De houten vloeren van de begane grond en de eerste verdieping werden eveneens vervangen door beton.
Het pand werd in 1996 aan drie projectontwikkelaars verkocht en kreeg het een woonbestemming. Architectenbureau Reinder Nust maakte een ontwerp. Bij de restauratie was de bestaande toestand - resultaat van eeuwenlange industriƫle activiteit - het uitgangspunt. Dit industriƫle karakter moest ook in de nieuwe situatie terug te vinden zijn. Wel werd een geheel nieuw dak ontworpen. Omdat er licht geconstrueerd moest worden, de fundering liet geen extra gewicht toe, is de hele dakopbouw uitgevoerd in houtskeletbouw. De dakopbouw is qua hoogte gelijk aan het oude dak. Om het aanzien van het gebouw in stand te houden, blijven de balkons binnen de buitenmuren. Dit was mogelijk dankzij de dikte van de pakhuismuren. De in 1949 gebouwde glazen gevels werden vervangen door nieuwe gevels. De houten vloeren in de rest van het pand werden gedeeltelijk vervangen door beton. Sindsdien wordt het pakhuis Oostenburg genoemd, maar het eiland waarop het pakhuis ligt.
Gebruikte literatuur:
- Fons Baede. 'Magazijn voor oosterse schatten'. Ons Amsterdam 73-12 (dec. 2021): p. 16-19
- Sabine Lebesque en Leo Platvoet. 'Stappen door de nieuwe stad. Tochten langs de jongste woningbouw in de binnenstad van Amsterdam. Amsterdam: De Balie/SWD, 2001: p. 197
- Roelof van Gelder en Lodewijk Wagenaar. Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam, 1988: p. 74-81
Laatste wijziging: december 2021