Keizersgracht 162
Vrije Universiteit
Naam: Vrije Universiteit
Adres: Keizersgracht 162
Oud adres: RR185, wijk 45, klein nr. 471, kadaster D5397, verponding 3444
Postcode: 1015CZ
Gebouwtype: Onderwijs/wetenschap
Geveltype: Lijstgevel
Bouwstijl:
Neostijlen
Bouwjaar: 1618±, 1692±, 1884
Architect: J.W. Meyer (1884)
Opdrachtgever: Pieter Hasselaer (1618), Jan Elias Huydecoper en Agatha Hasselaer (1692), Vrije Universiteit (1884)
(45 afbeeldingen)
Laat-19de-eeuwse vier-raams brede gevel in neo-renaissance, met groot driehoekig fronton, voor ouder 18de-eeuws huis, voorgevel vernieuwd toen de Vrije Universiteit dit pand kocht in 1883, was 'vergeten' in monumentenlijst, toen restauratie nodig was van plafondbeschildering alsnog op lijst gekomen. Interieur: zaal met architectonische elementen in Lodewijk XIV-stijl en plafondschildering op stuc uit ca. 1700: Flora omringd door de seizoenen. (Eén van de 200 nieuwe Rijksmonumenten uit de periode 1850-1940, in 2001 op de monumentenlijst geplaatst.)
Bij de uitgifte van de kavels in de Derde Uitleg in 1615 werd een tweetal kavels gekocht door Pieter Hasselaer Pietersz (1583-1651). Hij was in 1608 getrouwd met Agatha Cornelisdr Hooft, de oudste zuster van Cornelis Pietersz. Hooft, en was schepen in 1626, raad vanaf 1626 en achtmaal burgemeester tussen 1635 en 1649. Hasselaer was prominent aanwezig bij de ontvangst van Maria de' Medici in 1638, samen met Albert C. Burgh, Andries Bicker en Abraham Boom, ter gelegenheid waarvan één van de weinige burgemeestersportretten is gemaakt. Het is deze Pieter Hasselaer en zijn broer Dirk die al spoedig na de uitgifte door grondaankoop vier kavels naast elkaar bezitten waarop zij voor zichzelf twee huizen met een dubbele trapgevel lieten bouwen, thans Keizersgracht 162 en Keizersgracht 164, het woonhuis van resp. Pieter en Dirk Hasselaer. De huizen staan afgebeeld op de de kaart van Berckenrode. Eind 17de eeuw en opnieuw in 1744 werd het woonhuis van Pieter Hasselaer gemoderniseerd. Er kwam een achterhuis en het pand kreeg een nieuwe voorgevel.
In 1883 kocht de Vereeniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag het woonhuis en een jaar later begon de verbouwing tot universiteitsgebouw. De functiewisseling betekende een ingrijpende verandering van het interieur. Ook werd het pand verhoogd met een extra verdieping. De voorgevel werd geheel opnieuw opgetrokken in neo-renaissance met boogramen en een groot driehoekig fronton, om het gebouw het karakter van een tempel van de wetenschap te geven. In dit gebouw vestigde zich de kort daarvoor, in 1880, gestichte Vrije Universiteit. Deze verzorgde universitair onderwijs op gereformeerde grondslag. Het gebouw bood niet alleen onderdak aan het onderwijs, maar diende ook als internaat voor studenten en hoogleraren. Op de nieuwe verdieping bevonden zich de studentenkamers. De zaal met een 18de-eeuwse plafondschildering bleef gehandhaafd en vormde het sociale middelpunt van het gebouw waar een kopje thee gebruikt kon worden. De gemeente verving het plaveisel van keien voor het huis door houten blokken om het geratel van karrenwielen, dat de studenten hinderde bij het studeren, te beperken.
Al in 1900 bleek het gebouw te klein te zijn voor de universiteit. Het buurpand Keizersgracht 164 en later ook de panden Keizersgracht 160 en 166 werden erbij getrokken. Ook werd een hospitium in de tuin gebouwd, een gebouw met twee verdiepingen, op de plaats waar normaal gesproken het tuinhuis staat. In Keizersgracht 164 woonde in 1900 en 1901 de stichter van de Vrije Universiteit, dr. Abraham Kuyper (1837-1920). In de hal bevindt zich een deur die vermoedelijk toegang verleende naar het buurpand, zodat Abraham Kuyper niet buitenom hoefde als hij naar zijn werk of naar huis ging.
In 1968 verhuisde de Vrije Universiteit naar Buitenveldert, waarna de panden met nummers 160 t/m 166 weer werden opgesplitst. Doorbraken tussen de panden gingen weer dicht. Wel verdween het monumentale trappenhuis aan de rechterzijde van de hal.
Het voormalige universiteitsgebouw bevat een verrassing. Achter de 19de-eeuwse gevel bevindt zich nog het in de 18de eeuw verbouwde 17de-eeuwse huis. De hal in het voorhuis, het tussenlid en de zaal in het achterhuis bevatten nog belangrijke interieurelementen uit de 18de eeuw. De zaal heeft een stucplafond waarop een plafondschildering van hoogwaardige kwaliteit is aangebracht. Het plafond in Lodewijk XIV-stijl is vermoedelijk aangebracht nadat Jan Elias Huydecoper en Agatha Hasselaer in 1692 het 17de-eeuwse huis liet moderniseren. De schildering, vroeger foutief toegeschreven aan Gerard de Lairesse, meet maar liefst 6,4 bij 9,7 m. Bijzonder aan de beschildering is dat deze direct op stuc is aangebracht, een techniek die in Nederland is geïntroduceerd door Daniël Marot. Dit komt, voorzover bekend, maar op drie plaatsen voor in Amsterdam (de andere voorbeelden zijn Keizersgracht 265 en Herengracht 241). De visuele waarde berust voor een groot deel op het illusionistische tromp-l'oeil effect van de schildering dat op foto's moeilijker is te zien dan in het echt. Het lijkt echt of je door de geschilderde architectuur heenkijkt naar de hemel. Het was Marot die in ons land dergelijke illusionistische plafonds introduceerde, zodat we het plafond op ca. 1700 of direct daarna kunnen dateren, aangezien toen de ontwerpen van Marot populair werden onder de Amsterdamse regenten (zie: Kloveniersburgwal 31). Het illusionistische effect wordt versterkt doordat de schildering het hele plafond vult. In het middengedeelte met de open hemel is Flora, de godin van de lente, uitgebeeld, zittend op een wolk, omringd door putti met bloemen. Aan de vier zijden zijn natuurstenen bogen geschilderd die een illusionistisch koepelgewelf vormen waarin personificaties van de vier seizoenen zijn uitgebeeld. De lente is voorgesteld door twee halfnaakte jonge vrouwen met bloemenkransen, de zomer met twee vrouwen met korenaren, een sikkel en een hoorn des overvloeds, de herfst door een vrouw en een putto met een bokje, een leeuw en druiventrossen en de winter als een oude man en een vrouw met een takkenbos die zich aan het vuur warmen. Merk het kindje op dat zich koukleumend in de handen wrijft. In de hoeken tussen de personificaties bevinden zich medailles met bustes van Flora (lente), Ceres (zomer), Bacchus (herfst) en Boreas (winter). Aan de uiteinden bevinden zich in twee smalle vakken van ca. 50 cm, met een grisaille met een ornament in Lodewijk XIV-stijl. De overeenkomst in de gezichten (met name de monden en de bolle ogen) met de beschildering van Keizersgracht 265 duiden op dezelfde hand, zodat dit plafond ook kan worden toegeschreven aan Pieter Jansz van Ruyven. De zaal bevat een marmeren schouw in rococo-stijl uit 1744, toen het huis in andere handen overhing en een ingrijpende modernisering plaatsvond. Gelukkig bleef het bijzondere plafond bewaard.
Keizersgracht 164 is pas in 2001 op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. Het pand was in het verleden, toen alleen nog panden van vóór 1850 werden gewaardeerd, overgeslagen vanwege de 19de-eeuwse voorgevel. De plaatsing in 2001 gebeurde in het kader van de nieuwe Rijksmonumenten uit de periode 1850-1940, maar het bestaan van de belangrijke interieurelementen uit de 18de eeuw heeft ook een rol gespeeld.
Gebruikte literatuur:
- J. Dullaart. 'Met plank of doek bekleed'. Amsterdamse figuratieve plafondschilderingen uit de zeventiende en begin achttiende eeuw. Amsterdam (ongepubliceerde doctoraalscriptie UvA), 2003: p. 102
- C. Hettema. Keizersgracht 162. Waardestelling t.b.v. plaatsing op de rijkslijst van het achttiende-eeuwse plafond in de zaal van het achterhuis. Amsterdam: Bureau Monumentenzorg, 1993
- J.H. van Litsenburg. 'Restauratie van een beschilderd plafond op Brussels stucwerk'. Maandblad Amstelodamum 85 (1998): p. 41
- Norbert Middelkoop (red.). Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd 1600-1800. Amsterdam, 2002: p. 158-159
- Kees Neuvel. 'VU-jongens stammen niet van apen af. 125 jaar Vrije Universiteit'. Ons Amsterdam 57 (mei 2005): p. 215-219
- Paul Spies e.a. Het Grachtenboek Den Haag, 1991: p. 176-177
- Hans Tulleners. Een pracht van een gracht. 23 monumenten aan de Amsterdamse Keizersgracht. Open Monumentendag. Amsterdam: Bureau Monumentenzorg, 1988: p. 63
- H.J. Zantkuijl. Bouwen in Amsterdam. Amsterdam, 1993: p. 484
MIP-nummer: 13200
Functie: Hospitium Vrije Universiteit
Architect: Meyer, J.W.
Jaartal: 1884
Bouwstijl: Neorenaissance XIXB
Het Monumenten Inventarisatie Project, afgekort MIP, is een landelijk project van de Nederlandse Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat tussen 1986 en 1995 werd uitgevoerd. In de MIP-database zijn cultuurhistorische gegevens opgenomen van 152.400 waardevolle Nederlandse gebouwde objecten uit de periode 1850-1940. Het inventarisatieproject leidde tot de aanwijzing van rijksmonumenten: het Monumenten Selectie Project (MSP). Niet alle MIP-panden werden beschermde rijksmonumenten. Meer informatie: www.nationaalgeoregister.nl.
Monumentenstatus: RM
Monumentennummer: 518345
Adres: Keizersgracht 162
Adressen: Keizersgracht 162 A B C D E F G H
Inschrijvingsdatum: 12-12-2001
Redengevende omschrijving: Inleiding. Een in oorsprong in 1618 opgetrokken woonhuis naar een ontwerp van Dirck en Pieter Hasselaer, dat in de 18de eeuw werd gewijzigd en voorzien van een nieuwe gevel met een rechte lijst met hoge attiek en een dubbele stoep. In 1884 werd de gevel opnieuw gewijzigd in een neo-classicistische stijl naar een ontwerp van J.W. Meyer in opdracht van W. Hovy, directeur der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag 'Vrije Universiteit' ten behoeve van een HOSPITIUM voor studenten. Het erachter gelegen 18de-eeuwse huis werd daarbij zoveel mogelijk in tact gelaten.
In 1887 werd het achterhuis, dat voorheen als tuinhuis werd gebruikt en later als woonruimte voor de studenten was ingericht, verbouwd, eveneens in opdracht van W. Hovy door J.W. en G.W. Meyer. Waarschijnlijk is toen het achterhuis met een aantal verdiepingen verhoogd.
In 1923-24 werden de panden 162 en 164 (welke laatste al in 1900 was aangekocht) veranderd tot collegezalen door Tj. Kuipers. De trap, die oorspronkelijk links in het huis was geplaatst, werd verplaatst naar de rechterzijde.
In 1932-33 werden Keizersgracht 160 en 166 aangekocht en samen met 162 en 164 veranderd, waarbij 166 werd bestemd tot kantoor, archief en bergruimte. Architect was B.T. Boeyinga. Het centrale punt van de vier panden bleef nr. 162 waar zich in de senaatskamer een plafondschildering op stuc uit de 18e eeuw bevond. In 1968 werden de panden verkocht en gesplitst waarbij 162 in 1969 werd verbouwd ten behoeve van het Leger des Heils. In 1985 werd 162 gesplitst in 8 apartementen.
Omschrijving. Een in 1884 tot hospitium verbouwd grachtenpand waarbij de voorgevel geheel opnieuw in baksteen werd opgetrokken op een rustica basement. Het pand bestaat uit een souterrain, bel-etage en drie verdiepingen onder een plat dak. Het pand is vier raamtraveeen breed. Op de beganegrondverdieping zijn de middelste risalerende raamtraveeen voorzien van een rustica-verband waarbij zich in de linker de diepgelegen rondboogvormige ingang bevindt, bereikbaar via een uit twee treden bestaande stoep. De toegang bestaat uit een eikehouten panelendeur met rondboogvormig bovenlicht. Rechts naast de ingang in zwart geschilderd het huisnummer 162; boven de ingang een sluitsteen in de vorm van een leeuwekop. Het ter rechterzijde gesitueerde en eveneens van een rustica-verband voorziene rechthoekige venster heeft een hardstenen onderdorpel en een sluitsteen eveneens in de vorm van een leeuwekop. De twee hoektraveen - met speklagen - zijn op de hoeken voorzien van lisenen, opgebouwd uit natuurstenen blokken van verschillende afmetingen. De bel-etage wordt aan de bovenzijde begrensd door een breed fries met kroonlijst.
De eerste verdieping is voorzien van tussen de vensters gesitueerde pilasters op een basement met fantasiekapitelen waarboven een fries met metopen en trygliefen en een kroonlijst. Tussen de pilasters - met speklagen - openslaande vensters met rondboogvormige bovenlichten. Boven elk bovenlicht een sluitsteen in de vorm van een voluut. De tweede verdieping - met een lagere verdiepingshoogte - is eveneens voorzien van pilasters tussen de vensters, die hier echter rechthoekig zijn. Alleen in detail (vorm van de kapitelen, sluitstenen boven de vensters, invulling van het fries en de plaatsing van de speklagen) verschilt de uitvoering van die op de eerste verdieping. De - in verdiepingshoogte wederom lagere - derde verdieping heeft geblokte hoeklisenen. De vierkante vensters hebben nu geen bovenlichten meer. Het brede fries is in de middelste twee traveeen voorzien van festoenen. Daarboven een fronton met een ijzeren windwijzer op een bolvormige bekroning. De kroonlijst en de hellende delen van het fronton zijn aan de onderzijde voorzien van klossen.
INTERIEUR. In de voormalige senaatskamer - in het achterhuis - bevindt zich een plafondschildering op stuc met in de hoeken personificaties van de vier jaargetijden. Aan de vier zijden zijn natuurstenen bogen geschilderd die een kroonlijst dragen met op de vier hoeken vazen met bloemen. Op het veld binnen de kroonlijst is Flora afgebeeld, omringd door putti. Aan het 18de-eeuwse huis herinneren verder nog:
- de plaats van de toegangsdeur en de gang in het voorhuis;
- in het achterhuis de zaal (later senaatskamer V.U.) met aan de buitenzijde op bel-etage-niveau 18de-eeuws metselwerk;
- in de zaal aanwezige twee laat 18de-eeuwse ramen met empire verdeling, die gezien de binnenluiken oorspronkelijk een vijfdeling hadden;
- een schoorsteen van rond 1750 met een 19de-eeuwse boezem en een houten gesneden spiegel met erboven vier musicerende putti;
- een 19de-eeuwse lambrisering.
Waardering. In 1884 verbouwd 18de-eeuws (in oorsprong 17e-eeuws) grachtenpand met bijbehorend interieur, waarbij alleen de voorgevel een 19de-eeuws - neoclassicistisch - uiterlijk heeft gekregen, van architectuurhistorische waarde vanwege de esthetische kwaliteit van het gevelontwerp. Bovendien van cultuurhistorische waarde als voormalig hospitium en 'moederhuis' van de Vrije Universiteit. Eveneens van belang als essentieel onderdeel van een groter geheel nl. de rij grachtenpanden tussen Leliegracht en Prinsenstraat. Tot slot van belang vanwege de aanwezigheid van een aantal bijzondere interieuronderdelen waaronder de zeldzame 18de- eeuwse plafondschildering (olieverf op stuc) met een allegorie op de vier jaargetijden.
RM = Rijksmonument. Rijksmonumenten zijn gebouwen of andere objecten die van nationaal belang zijn. Bijvoorbeeld door hun schoonheid of door de geschiedenis van het pand voor Nederland. Nederland telt bijna 62.000 rijksmonumenten. Daarvan bevinden zich 6.635 in de Amsterdamse binnenstad (op 1 januari 2017). Vrijwel alle beschermde rijksmonumenten zijn geregistreerd in 1970.
GM = Gemeentelijk monument. Sommige panden hebben een bijzondere betekenis voor een stad, dorp of regio. In dat geval kan de gemeente zo'n pand op de gemeentelijke monumentenlijst plaatsen. In de Amsterdamse binnenstad bevinden zich 1.193 door de gemeente Amsterdam beschermde monumenten (op 1 januari 2017).
Redengevende omschrijving = Een beschrijving van de belangrijkste uiterlijke kenmerken van het object op het moment van opname op de monumentenlijst. De redengevende omschrijving heeft de status van juridisch document en geeft de reden aan waarom het object is geplaatst op de monumentenlijst. Meer informatie: cultureelerfgoed.nl.
Laatste wijziging: november 2021