Nieuwezijds Voorburgwal 147
Stadhuis / Koninklijk Paleis
Naam: Stadhuis / Koninklijk Paleis
Adres: Nieuwezijds Voorburgwal 147
Oud adres: E518, wijk 24, klein nr. 38, kadaster F2750, verponding 2889
Gebouwtype: Bestuurs-/openbaar gebouw
Geveltype: Lijstgevel
Bouwstijl:
Hollands Classicisme
Bouwjaar: 1648-1665
Architect: Jacob van Campen / Daniel Stalpaert
Opdrachtgever: Stad Amsterdam
Eigendom: Rijksgebouwendienst
Restauratie: 1935/39, 1960/68, 2010/11, 2024
(194 afbeeldingen)
Het voormalige stadhuis, ook bekend als Paleis op de Dam, ontworpen door Jacob van Campen is het belangrijkste voorbeeld van het Hollands classicisme in Nederland: geheel zandstenen gevels met een strenge klassieke opzet met middenrisaliet en hoekpaviljoens, gestapelde orden naar Scamozzi (Korinthische orde boven Composiet), groot driehoekig fronton met rijk gebeeldhouwde marmeren timpanen, beelden daarop, toren met koepel en windvaan. Interieur: Burgerzaal, galerijen en kamers met beeldhouwwerk van o.a. Artus Quellinus en belangrijke schouwstukken en plafondschilderingen. Behoort tot de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Het Koninklijk Paleis op de Dam werd tussen 1648 en 1665 gebouwd als het nieuwe stadhuis van Amsterdam. Voor de vervanging van het bouwvallig geworden middeleeuwse stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De eerste plannen dateren al van 1639. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. De opdrachtgever was het stadsbestuur van Amsterdam. In 1648 waren de vier burgemeesters: Wouter Valckenier, Gerard Schaep, Gerbrand Claesz Pancras en Cornelis de Graeff. Zij gaven voorrang aan het project van het stadhuis, ten koste van de bouw van een nieuwe toren voor de Nieuwe Kerk (in 1653 gestaakt). Op 18 juli 1648 werd definitief besloten tot de bouw van het nieuwe stadhuis. De ontwerper was Jacob van Campen (1596-1657), maar de technische uitvoering werd verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert (1615-1676). Bovendien kwam Jacob van Campen in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg. Mede als gevolg daarvan is het stadhuis niet helemaal volgens de oorspronkelijke plannen (van 1647?) uitgevoerd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond (280 bij 200 voet). De eerste steen werd gelegd op 28 oktober 1648. Het werd het grootste bestuurlijke gebouw van het toenmalige Europa. Generaties schoolkinderen leerden dat het gebouw rust op 13.659 palen ("de dagen van het jaar, een één ervoor en een negen erachter"). Echter, in 1945 werden extra palen bij geheid. Sindsdien staat het gebouw op 13.681 palen. Het achtste wereldwonder werd de parel in de kroon van Amsterdam. Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellinus (1609-1668) en zijn medewerkers. Op 29 juli 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar alleen de begane grond en de hoofdverdieping was voltooid: pas in 1665 zou het gebouw gereed komen, terwijl aan de inrichting van de vertrekken tot aan het begin van de 18de eeuw werd gewerkt.
Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. Het gebouw werd geheel opgetrokken uit Bentheimer en Bremer zandsteen (oorspronkelijk zeer licht gekleurd) en met name in het interieur veel marmer. Jacob van Campen liet zich inspireren door de Romeinse bestuurlijke paleizen, gereconstrueerd door de Italiaanse architecten Palladio en Scamozzi. Voor de burgemeesters van Amsterdam, die zich de consuls van een nieuw Rome waanden, werd een nieuw Capitool gebouwd. Van Campen liet zich ook inspireren door het Paleis van koning Salomo in Jeruzalem, gereconstrueerd door de Romeinse Jezuïet Villalpando. Het was de passende taal voor het nieuwe stadhuis van de belangrijkste handelsstad van Europa. Het stadhuis van Jacob van Campen is 's lands belangrijkste historische en culturele monument van de Gouden Eeuw, de glorietijd van Nederland in het algemeen en van Amsterdam in het bijzonder. Het gebouw is dan ook op zeer veel oude prenten en schilderijen te zien.
Het Hollands classicisme van Jacob van Campen heeft een monumentaal gebouw opgeleverd, eenvoudig van vormen, vrij sober van versiering en helder van opzet. Het beeldhouwwerk mocht nergens de aandacht afleiden van het grootse geheel. De compositie van de gevel is harmonieus en voldoet aan de ideale klassieke verhoudingen. De zware sokkel draagt twee pilasterorden die beide een hoog en een laag venster beslaan, overeenkomend met een hele en een halve verdieping erachter. In navolging van Vincenzo Scamozzi is een Corinthische boven een Composiete orde geplaatst. De middenpartij met het fronton komt iets naar voren, evenals de hoekpaviljoens. De Composiet-kapitelen zijn overigens heel bijzonder: ze zijn allemaal verschillend en hebben allerlei details, zoals het stadswapen, adelaars, vissen, etc. Ook is geen festoen hetzelfde. We zien de architectuur en details als festoenen op grachtenhuizen overal in de stad nagevolgd (bijvoorbeeld Herengracht 412). Het meest indrukwekkend zijn de timpanen met beeldhouwwerk in marmer en de bronzen beelden op de frontons. Op het fronton aan de Damzijde staat de personificatie van de Vrede, een klassiek ogend beeld waarin vrede en voorspoed met elkaar in verband worden gebracht: de personificatie houdt de staf van Mercurius vast en tegen haar rug is een hoorn des overvloeds geplaatst. Op de hoeken van het fronton staan de personificaties van Voorzichtigheid (met een spiegel) en Gerechtigheid (met een weegschaal). Aan de achterzijde staat op het fronton een beeld van Atlas die de hemelglobe draagt met daarnaast eveneens twee deugden van goed bestuur: Gematigdheid (met een toorn) en Waakzaamheid (met een toorts en een kraaiende haan). De timpanen bevatten beeldhouwwerk in marmer: de personificatie van Amsterdam als heerser over de wereld, aan de Damzijde temidden van de wereldzeeën, aan de achterzijde de werelddelen. Voor het eerst in Amsterdam werden dergelijke grote marmeren timpanen toegepast. Boven de middenpartij rijst een hoge koepel op, van waaruit men de aankomst van de schepen op het IJ kon zien. De koepel wordt bekroond door een windwijzer in de vorm van een koggeschip, het oude symbool van de stad Amsterdam. Volgens het oorspronkelijke plan zou de koepel bekroond worden door acht beelden: de acht windrichtingen. Dit plan is echter niet uitgevoerd. Opvallend is het ontbreken van een monumentale ingangspartij. De zeven onversierde bogen op straatniveau (zonder stoep) was letterlijk een lage drempel, om duidelijk te maken dat het stadhuis van iedereen was. Het gebouw was een openbaar gebouw en iedereen kon niet binnen lopen.
Het gebouw is tot 1808 stadhuis gebleven. Daarna werd het stadhuis door koning Lodewijk Napoleon veranderd in een koninklijk paleis. Het gemeentebestuur verhuisde naar het Prinsenhof. Het was niet eenvoudig om het kille onverwarmde gebouw in te richten als paleis. De galerijen werden door houten wanden in vertrekken verdeeld. Aan de voorzijde werd een balkon aangebracht waar vandaan de koning zich aan het volk kon tonen. Uit deze Franse periode stammen ook de fraaie Empire meubelen die in het paleis te zien zijn: de belangrijkste collectie buiten Frankrijk. In de 20ste eeuw werd het gebouw meerdere malen gerestaureerd, waarbij de verbouwingen van Lodewijk Napoleon grotendeels ongedaan werden gemaakt. Het balkon bleef, maar werd wel verkleind en voorzien van een nieuw hekwerk. Het gebouw werd zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht, waardoor we het gebouw weer kunnen ervaren als het icoon van de Gouden Eeuw. Na de restauratie in 1960 werd het gebouw beperkt opengesteld voor het publiek.
Bij de restauratie van 2010-2011 werden noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan de gevels uitgevoerd. Ook werd getracht de kleurverschillen tussen het nieuwe en oude zandsteen te verkleinen. De kapitelen en festoenen, die helemaal zwart waren geworden, zijn nu veel beter te zien. De timpanen zijn prachtig in oude luister hersteld.
De exterieur van het gebouw is nog vrij ingetogen, maar het interieur is zeer overdadig en kostelijk. Op de begane grond is de Vierschaar, waar doodvonnissen werden uitgesproken. Echter, de rechtszaak vond plaats in de Schepenzaal. Het uitspreken van het doodvonnis in de Vierschaar was louter ceremonieel: het publiek kon het schouwspel vanaf de Dam gadeslaan, door de bronzen hekken. De zaal ligt direct aan de open galerij. Het vrij kleine vertrek beslaat twee verdiepingen, zodat de burgemeesters vanuit hun kamer in de Vierschaar konden kijken. In het bronzen hek van de ingang is veel symboliek aangebracht, zoals donderslagen en bliksemschichten van oppergod Jupiter en de zwaarden van de aardse en hemelse gerechtigheid. Er is ook een slang verwerkt, te zien als de deuren dicht zijn. Dit is de slang van de zondeval en staat voor de hemelse en aardse gerechtigheid. De zaal zelf oogt als een senaatszaal uit het oude Rome en moet op het 17de-eeuwse publiek een verpletterende indruk hebben gemaakt. Tussen vier kariatiden bevinden zich drie reliëfs die laten zien dat de rechtspraak is gebaseerd op de deugden (v.l.n.r.) barmhartigheid, wijsheid en rechtvaardigheid, namelijk: Zaleukos' zoon wordt één oog uitgestoken, terwijl hij bij zichzelf ook één oog laat uitsteken (een Grieks verhaal), Salomo's oordeel waarin de wijze rechter een betwiste baby aan de vrouw geeft die liever wilde dat het kind naar de ander gaat dan dat het wordt gedood (een Bijbels verhaal) en Consul Lucius Junius Brutus executeert zijn zonen vanwege een samenzwering tegen Rome (een Romeins verhaal). De Schout en de Schepenen zaten op de marmeren treden en keken in de richting van twee beelden tussen de vensters, een geblinddoekte Vrouwe Justitia en de Prudentia (Voorzichtigheid). Tegenover de ingang bevindt zich de zetel van de stadssecretaris met daarop een reliëf met een personificatie van de Stilzwijgendheid. Merk ook de schedels en slangen op, die overal zijn afgebeeld.
De Burgerzaal op de eerste verdieping, bereikbaar via een trappenhuis achter de Vierschaar, was een openbare ruimte waar burgers elkaar konden ontmoeten. Maar de ruimtelijke werking van de reusachtige ruimte deed de bezoeker reeds vanaf de trap versteld staan. De zaal heeft ideale verhoudingen: lengte 120, breedte 60 en hoogte 90 voet (1 voet = 28,3 cm). Naar voorbeeld van de Romeinse basilica komen twee gestapelde pilasterstellingen voor. Op de marmeren vloer zijn twee halfronden van de aarde (het westelijk en oostelijk halfrond) en de noordelijke sterrenhemel ingelegd. De zuidelijke sterrenhemel zou op het plafond komen, maar dat is er nooit meer van gekomen (de huidige beschilderingen zijn begin-18de-eeuws). De mens staat zo letterlijk in het middelpunt van het universum en kan over de wereld dwalen, zoals de zeilschepen van Amsterdam dat in de 17de eeuw deden. Boven de ingang staat een grote beeldengroep met de Stedenmaagd met vredestakken en Pallas Athene (wijsheid) en Hercules (kracht). Aan de andere zijde van de zaal, boven de ingang naar de Schepenzaal, staat een even grote beeldengroep met Vrouwe Justitia (gerechtigheid) die de Hebzucht (ezelsoren) en Nijd (slangenhaar) vertrapt met aan weerszijden de Straf (knieverbrijzelaar) en de Dood (geraamte). In de hoeken boven de bogen die naar de galerijen leiden, zijn twee maal de vier elementen uitgebeeld.
Aan de galerijen waren de vertrekken van de belangrijkste bestuurslichamen gelegen. Boven de toegangen van de vertrekken zijn toepasselijke reliëfs aangebracht. Zo is boven de deur van Assurantiekamer Arion gered door een dolfijn uitgebeeld, boven de deur van de Desolate Boedelkamer de val van Icarus, boven de deuren van de secretarie de Zwijgzaamheid, enzovoort. Let ook op de toepasselijke festoenen die daarboven zijn aangebracht. Zo snuffelen de ratten aan de lege geldkisten boven de toegang naar de Desolate Boedelkamer. In de vier hoeken van de galerijen staan levensgrote bijna losstaande marmeren beelden die de planeten als Romeinse goden uitbeelden. Ook deze beelden zijn gemaakt door Artus Quellinus, in de periode 1650-1664, met uitzondering van Venus, gemaakt door Rombout Verhulst, eveneens in de periode 1650-1664. In de noordoosthoek staan Saturnus, de god van de landbouw en de tijd, en Cybele, godin van de aarde. Saturnus verslindt zijn zoon, de tijd. Cybele, vergezeld door twee leeuwen, opent met een sleutel de aarde in de lente en sluit deze weer in de herfst. In de noordwesthoek staan Venus, godin van de liefde, en Mars, de oorlogsgod. Venus houdt Paris' appel vast en heeft haar zoontjes Cupido en Anteros bij zich. Merk ook de tortelduifjes op. Mars is herkenbaar aan zijn wapenrusting. Op zijn helm is een draak te zien. Hij wordt vergezeld door een wolf en een raaf, oorlogszuchtige dieren. In de zuidwesthoek zien we Apollo, god van de kunsten, de muziek en de wetenschappen, en Jupiter, de Romeinse oppergod. Apollo verdrijft de Python, de slang der duisternis. Hij symboliseert dan ook de zon. Jupiter wordt vergezeld door een ram en een adelaar. In de zuidoosthoek staan Mercurius, god van de handel, en Diana, godin van de jacht en de visserij. Mercurius is te herkennen aan de staf, waarmee twisten worden beslecht. Diana symboliseert de maan. De godenbeelden staan in een grote cirkel rondom de Burgerzaal. Ook hieruit blijkt dat het universum draait om de burgers van Amsterdam. Ook de plaats van de Nederlanders in de wereldgeschiedenis werd opgehemeld, zoals blijkt uit de zgn. Batavierenserie in de galerijen in de vakken boven de godenbeelden: de Nederlanders bonden al de strijd aan tegen de Romeinen.
De belangrijkste vertrekken op de hoofdverdieping zijn de Schepenzaal, de Vroedschapszaal, de Oud-Raadszaal (of Grote Burgemeesterskamer) en de (Kleine) Burgemeesterskamer. Ze hebben allemaal prachtige classicistische schouwen met grote schoorsteenstukken met toepasselijke voorstellingen van goed bestuur, wijze rechtspraak, etc. Allereerst vallen de schouwen op. De marmeren schouwen hebben prachtige gebeeldhouwde friezen (in de Schepenzaal met de aanbidding van het gouden kalf, in de Oud-Raadszaal met het oude en nieuwe stadswapen en diverse putti, in de Burgemeesterskamer met de Triomf van de Romeinse consul Quintus Fabius Maximus en in de Vroedschapszaal de attributen van eenheid en vrede door goed bestuur). Op de schoorsteenmantels zijn schouwstukken aangebracht (in de Schepenzaal: Ferdinand Bol, Mozes daalt met de tafelen der wet van de berg Sinaï, in de Oud-Raadszaal: Ferdinand Bol, De onverschrokkenheid van de Romeinse consul Fabritius en Govert Flinck, De onomkoopbaarheid van consul Marcus Curius Dentatus, in de Burgemeesterskamer: Jan Lievens, Quintus Fabius Maximus en zijn zoon en in de Vroedschapszaal: Govert Flinck, Salomo's gebed om wijsheid en Jan Gerritsz van Bronckhorst, Jethro adviseert Mozes, in de Thesaurie Ordinaris: Nicolaes van Helt Stockade, Jozef verdeelt het graan onder de armen). Merk ook de 17de-eeuwse plafondschilderingen op, zowel figuratief als decoratief. Belangrijke plafondschilderingen zijn die in de Kleine Burgemeesterskamer van Jan van Bronckhorst (Allegorie van de burgemeesterlijke macht, Putti met heerschappij symbolen), de Justitiekamer van Nicolaes de Helt Stockade (Gerechtigheid vertreedt de Hebzucht en Nijd, Hercules en Mercurius), de Weeskamer van Cornelis Holsteyn (Allegorie op de weesverzorging), de Pui van Jan van Bronckhorst (Goede Faam, Slechte Naam en Vader Tijd), de Thesaurie Ordinaris van Cornelis Holsteyn (Allegorie op de welvaart) en de Vroedschapskamer van Erasmus Quellinus (Allegorie op de Wijze Raad). De plafonds met putti en vogels werden op grote schaal nagevolgd in de grachtenhuizen. Zowel de beeldhouw- als de schilderkunst in het voormalige stadhuis behoren tot het beste dat in de Gouden Eeuw is voortgebracht. Tenslotte moeten nog de beschilderingen van Jacob de Wit in de Vroedschapszaal worden genoemd, zowel het grote zaalstuk (Mozes verkiest de zeventig oudsten) als de bijzonder knap gemaakte grisailles met Bijbelse figuren. Merk ook de voortzetting van de fries van de schouw boven de ingangen op, die zeer bedrieglijk op beeldhouwwerk lijkt maar in werkelijkheid is geschilderd. De grote kroonluchters dateren niet uit de stadhuis- maar uit de paleisperiode, evenals de meubels. Het Paleis bevat de belangrijkste collectie Empire-meubelen buiten Frankrijk. De opzichtige vloerbedekkingen en gordijnen zijn vrij recent aangebracht en moeten een meer paleisachtig karakter aan het gebouw geven (ze detoneren nogal met het stadhuiskarakter).
Op de bovenverdiepingen, waar volop ruimte was, waren nog enkele kantoren gevestigd, zoals de Huwelijkse Kamer of Krakeelkamer (bereikbaar via de trap naast het beeld van Venus), maar ook de Kleine en Grote Krijgsraadkamer, aan de achterzijde van het gebouw (boven de Schepenzaal). Vanaf 1683 verhuisden de schuttersstukken naar het stadhuis om deze kamers en ook het trappenhuis daar naar toe aan te kleden. Dat was toepasselijk: in deze kamers vergaderden de Krijgsraad die bestond uit kolonels, kapiteins en luitenants van de schutterijen. De Nachtwacht verhuisde in 1715 vanuit de Kloveniersdoelen naar het stadhuis. Het beroemde schuttersstuk, maar bijvoorbeeld ook de Schuttersmaaltijd van Bartholomeus van der Helst, heeft hier gehangen tot 1817, het jaar waarin het Rijksmuseum werd geopend in het Trippenhuis.
Gebruikte literatuur:
- Katharine Fremantle. The Baroque Town Hall of Amsterdam. Utrecht, 1959
- Eymert-Jan Goossens. Schat van Beitel en Penseel. Het Amsterdamse stadhuis uit de Gouden Eeuw. Zwolle/Amsterdam: Waanders/Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam, 1996
- J. Gratema. 'De nieuwe ramen van het paleis op den Dam te Amsterdam'. Oudheidkundig Jaarboek Bulletin NOB 1936: p. 78-91
- J.E. Huisken, K.A. Ottenheym, G. Schwartz e.a. Jacob van Campen. Het Klassieke ideaal in de Gouden Eeuw. Amsterdam: Architectura & Natura Pers / Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam, 1995
- Carla Rogge. 'Een bijzonder kapiteel aan het stadhuis op de Dam.' Binnenstad 232 (jan. 2009)
- Pieter Vlaardingerbroek. Het stadhuis van Amsterdam. De bouw van het stadhuis, de verbouwing tot Koninklijk Paleis en de restauratie. Dissertatie Utrecht, 2004.
- Pieter Vlaardingerbroek. Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het Stadhuis van Amsterdam. Zwolle (WBOOKS i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), 2011.
- Pieter Vlaardingerbroek. 'De stadsarchitect Daniel Stalpaert (1648-1676): ontwerper of projectmanager?' Maandblad Amstelodamum 97-2, april-juni 2010: p. 53-61
- Pieter Vlaardingerbroek. 'Een eeuw verder? Restauratievraagstukken betreffende de timpanen van het Paleis op de Dam.' Jaarboek M&A 9 (2010): p. 11-21
Monumentenstatus: RM
Monumentennummer: 5941
Adres: Nieuwezijds Voorburgwal 147
Adressen: Nieuwezijds Voorburgwal 147
Inschrijvingsdatum: 13-10-1970
Redengevende omschrijving: Objecten van bijzondere cultuurhistorische waarde Amsterdam, Koninklijk Paleis: groot, groots en monumentaal bouwwerk op rechthoekige plattegrond met licht geaccentueerde hoekpartijen en risalieten aan de voor- en achterzijde. Het in oorsprong als stadhuis gebouwde bouwwerk telt diverse verdiepingen en is gelegen aan de Dam. Na de Vrede van Munster werd in 1648 met de bouw begonnen naar ontwerpen van J. van Campen, op dat moment een der voornaamste bouwmeesters van het land.In 1655 werd het gebouw voltooid. Steeds heeft het stadhuiseen overrompelende indruk gemaakt: uitwendig wordt het gekenmerkt door een groot bouwvolume, uitvoerige en gevarieerde sculpturen en door een zeer ritmische geleding van de gevelvlakken met pilasterstellingen, raampartijen en door het verwerkte bouwmateriaal, natuursteen. Geheel in tegenstelling tot het gesloten exterieur, wordt het inwendige getypeerd dooreen voortvloeiende strenge en symmetrische ruimtegeleding, waarbinnen de Burgerzaal het vitale centrum is waar de overige vertrekken omheen zijn gegroepeerd. Een ander opvallend gegeven is de rijke aankleding en decoratie door middel van (vrijstaand) beeldhouwwerk, reliefs en schilderingen dat doordiverse kunstenaars werd verzorgd als onderdeel van de binnenarchitectuur en het iconografisch programma. Samen met de geschetste ruimtelijke kwaliteiten is aldus onder leiding van Van Campen een barok monument in optima forma ontstaan, indie zin, dat alle bouwkunstige en bouwkundige elementen bijdragen aan de grootst mogelijke visuele ervaring van het gehele concept op de beschouwer. In typologische zin is het bouwwerk geheel volgens de Italiaans-Frans classicistische architectuuropvattingen uitgewerkt. Voor het beeldhouwwerk werd een beroep gedaan op een meester uit Antwerpen, Artus Quellinus, die met zijn assistenten Rombout Verhulst, BartholomeusEggers en zijn neef Artus II voorzag in de sculpturen. Belangrijke vertrekken zijn de Vierschaar en de Burgemeesterskamer. Verder is in het bouwwerk een aantal empire meubelen aanwezig uit de tijd van Lodewijk Napoleon (en voor het toen als paleis in gebruik genomen stadhuis ontworpen), die aan hetbegin van de vorige eeuw zijn intrek nam in het gebouw en van daaruit als vorst het land regeerde. Het Koninklijk Paleis is een bijzonder monument vanwege de symbolische en historische betekenis voor de Nederlandse staat, die na 1648 tot vergaande ontwikkelingen kon komen; voor de stad Amsterdam als symbool van burgertrots en zelfverzekerd leiderschap binnen de toenmalige Republiek en van de latere staatsvorm, het Koninkrijk; als opus magnum in het bijzondere oeuvre van Jacob van Campen; als stedebouwkundig accent in de Amsterdamse binnenstad, gelegen aan de Dam, waaraan o.a. de Nieuwe Kerk, de Bijenkorf en Krasnapolsky zijn verrezen; als voornaamste en meest geslaagde proeve van de barok in Nederland, gestalte gegeven in een superieure ruimtedispositie en een hoogwaardige iconografie die dit gegeven integraal ondersteunt, alsmede door de inrichting met beeldhouwwerk van hoge kwaliteit,schilderstukken en meubilering uit een periode, dat het diende als paleis voor Lodewijk Napoleon.
RM = Rijksmonument. Rijksmonumenten zijn gebouwen of andere objecten die van nationaal belang zijn. Bijvoorbeeld door hun schoonheid of door de geschiedenis van het pand voor Nederland. Nederland telt bijna 62.000 rijksmonumenten. Daarvan bevinden zich 6.635 in de Amsterdamse binnenstad (op 1 januari 2017). Vrijwel alle beschermde rijksmonumenten zijn geregistreerd in 1970.
GM = Gemeentelijk monument. Sommige panden hebben een bijzondere betekenis voor een stad, dorp of regio. In dat geval kan de gemeente zo'n pand op de gemeentelijke monumentenlijst plaatsen. In de Amsterdamse binnenstad bevinden zich 1.193 door de gemeente Amsterdam beschermde monumenten (op 1 januari 2017).
Redengevende omschrijving = Een beschrijving van de belangrijkste uiterlijke kenmerken van het object op het moment van opname op de monumentenlijst. De redengevende omschrijving heeft de status van juridisch document en geeft de reden aan waarom het object is geplaatst op de monumentenlijst. Meer informatie: cultureelerfgoed.nl.
Laatste wijziging: augustus 2024