Nieuw historiserende stijl
In het zgn. 'Monumenten Inventarisatie Project' (MIP) moest een selectie voor de monumentenlijst worden gemaakt uit de bouwkunst van de periode 1850-1940. De inventarisatie heeft nieuwe inzichten verschaft in de jongere bouwkunst. Vincent van Rossem constateerde dat de daadwerkelijke bouwpraktijk in de Amsterdamse binnenstad een totaal ander beeld geeft dan de officiƫle architectuurgeschiedenis pleegt te doen: de meeste gebouwen die in de periode 1850-1940 in de binnenstad worden opgericht, passen zich naadloos aan hun omgeving aan. Het eclecticisme stopt in de Amsterdamse binnenstad niet rond 1900, maar loopt door tot 1940. Aanvankelijk gaat het bij deze nieuwe historiserende stijl om een als sjiek en luxueus te karakteriseren bouwstijl die veel voorkomt bij warenhuizen en kantoren. De Duitse variant is het bekendst; de zgn. 'Um 1800'-stijl. Later in de 20ste eeuw wordt de architectuur steeds conservatiever en wordt het traditionalisme de meest dominante stijl, zeker op de grachten.
Door de dominante invloed van het Modernisme werd de Nieuwe historiserende stijl in de geschiedschrijving in de 20ste eeuw min of meer genegeerd. Het laatste handboek dat er aandacht aan besteedde, was Moderne architectuur van Nederland van Giovanni Fanelli.
Voorbeelden van de nieuwe historiserende stijl na 1900 zijn de Effectenbeurs (J. Cuypers, 1911) op het Beursplein, de Bijenkorf (J.A. van Straaten, 1911) op de Dam, gebouw Hirsch (A. Jacot, 1911) op het Leidseplein en het Lloyd-gebouw (E. Breman, 1917) op de Prins Hendrikkade.
Zie ook deze introductietekst:
Laatste wijziging: januari 2021