Geveltypes
Typisch Amsterdams is de topgevel-architectuur. Er is in Amsterdam een oneindig grote variatie aan rijk gebeeldhouwde geveltoppen ontstaan, die aan hun stijlkenmerken goed te dateren zijn. Eén van de eerste boeken die dat in beeld brachten, was Amsterdams Bouwkunst en Stadsschoon 1306-1942 van Prof. Ir. J.G. Wattjes en F.A. Warners uit 1944. Monumentenkenner Henk Zantkuijl merkte op dat de Amsterdamse huizen zozeer op de openbare ruimte zijn gericht, dat de gevels eerder bij het stadsgezicht horen dan bij de huizen waarvan ze de buitenste schil vormen. Als in geen andere stad hebben gevels in Amsterdam een functie aan beide zijden, voor het huis als de grens tussen binnen en buiten, voor de stad als de afsluiting van de openbare ruimte. De gevel markeert de grens tussen privé en openbaar. Ook speelt mee dat de Amsterdammer zich kon profileren met zijn woonhuis, waarvan de voorgevel het meest zichtbare deel is. De oorzaak van de Amsterdamse topgevelarchitectuur ligt gelegen in het feit dat, vanwege de smalle parcellering, de meeste huizen met de smalle zijde aan de straat liggen, waardoor de nok van het dak loodrecht op de straat of gracht staat. De wens het puntdak aan het oog te onttrekken leidt tot de ontwikkeling van geveltypes als:
- houten gevels (±1200-±1550)
- rolornamentengevels (±1565-±1600)
- trapgevels (±1600-±1665)
- tuitgevels (±1600-±1665)
- halsgevels (±1640-±1775)
- verhoogde halsgevels (±1640-±1670)
- klokgevels (±1660-±1790)
- lijstgevels (±1625-heden)
- verhoogde lijstgevels (±1700-±1775)
De min of meer uniforme kavelbreedte leidde in de 18de eeuw tot zogenaamde 'handelstoppen': geveltoppen die voor de voorraad werden geproduceerd. Soms paste het net niet en dan wordt een extra ornament, bijvoorbeeld een vaas, toegepast. Ook kwam het voor dat geveltoppen werden bewaard en opnieuw toegepast, een traditie die tot in de 20ste eeuw is blijven bestaan.
De topgevelarchitectuur is vooral een eigenschap van het smalle Amsterdamse huis, waar de nok van het dak loodrecht op de straat of gracht staat. Het 'dubbele huis', gebouwd op twee standaardkavels, staat daarentegen met de nok van het dak evenwijdig aan de straat: een puntgevel is niet nodig, waardoor de rechte lijstgevel kan worden toegepast. Dubbele huizen hebben dan ook doorgaans lijstgevels. Het dubbele huis (50-60 voet breed) is relatief zeldzaam: de meeste huizen zijn ‘enkele huizen’ (25-30 voet breed). Het standaard-Amsterdamse grachtenhuis is drie raamassen breed, terwijl het dubbele huis vijf raamassen breed is, zodat de ingang in het midden geplaatst kan worden. De kanttekening moet echter worden gemaakt dat reeds bij de veiling van de bouwkavels in de 17de eeuw grond werd geruild en opnieuw ingedeeld waardoor er veel uitzonderingen bestaan op de hierboven genoemde standaardbreedtes. Grachtenhuizen in een tussenmaat of juist een uitzonderlijk grote maat zoals in de Gouden Bocht komen dus ook veel voor. Maar het meeste komt het drie-raams-brede gewone grachtenhuis voor.
Gevels kunnen vrij goed aan de hand van stijlkenmerken worden gedateerd. Om een beeld te krijgen van de stilistische ontwikkeling van de gevel hoeft men maar een chronologisch overzicht te maken van de vele gedateerde gevels, d.w.z. gevels met een aanduiding van het bouwjaar middels een jaarsteen of gevelsteen. Bij deze gevels weten we immers zeker wanneer ze zijn gebouwd.
De datering van de gevel zegt overigens niet zoveel over de datering van het achterliggende huis. Voorzichtigheid is geboden. De gevels lijken een eigen bouwgeschiedenis te hebben. Achter een voorgevel kan zowel een jonger als ouder huis schuilgaan: in de 18de en 19de eeuw komt het vaak voor dat de voorgevel wordt vervangen, terwijl tegenwoordig soms met behoud van de oude voorgevel een geheel nieuw huis wordt opgetrokken. Bovendien zijn oude topgevels vaak opnieuw gebruikt. In de 20ste eeuw zijn er veel geveltoppen afkomstig van gesloopte panden
herplaatst op bestaande of nieuwbouwpanden. Ook de ramen zijn doorgaans vernieuwd. De 17de-eeuwse huizen hebben
vrijwel nooit hun oorspronkelijke kruiskozijnen meer. Zelfs de 18de-eeuwse ruitverdelingen zijn overal alweer verdwenen, alhoewel deze bij de restauratie in de jaren zestig en zeventig vaak zijn hersteld. Bijna geen enkel pand is vast te prikken op één bouwperiode. Het dateren van een huis op basis van de voorgevel is dus zeer riskant.
Zie ook deze introductietekst:
Laatste wijziging: januari 2021