Home Binnenstad Objecten Afbeeldingen Berichten Contact

Herplaatste gevels

Typisch Amsterdams is de topgevel-architectuur, de vele hals-, klok- en lijstgevels die de gevelbeëindiging van de grachtenhuizen vormen. Monumentenkenner Henk Zantkuijl merkte ooit op dat de Amsterdamse huizen zozeer op de openbare ruimte zijn gericht, dat de topgevels eerder bij het stadsgezicht horen dan bij de huizen waarop ze prijken. Zij lijken ook een eigen bouwgeschiedenis te hebben, soms helemaal losstaand van de grachtenhuizen waar ze toe behoren. In de 17de en 18de eeuw kwam het al voor dat geveltoppen werden herplaatst. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Kerkstraat 375 waar 16de-eeuwse klauwstukken werden hergebruikt (in ca. 1940 gesloopt, de klauwstukken worden bewaard in het Amsterdam Museum). Ook werden soms bij herbouw van gevels in de 18de of 19de eeuw de afkomende toppen opnieuw gebruikt. Zie bijv.: Keizersgracht 399 (±1720) en Herengracht 5 (1886).

Het herplaatsen van geveltoppen kreeg echter een enorme vlucht in de 20ste eeuw, vooral als gevolg van het beschikbaar komen van een grote hoeveelheid gevelfragmenten door sloop. Hele straten verdwenen na 1900. (Gesloopte straten vanaf 1900.) Het hergebruik van gevelfragmenten op nieuwbouw was dertig jaar lang het streven van bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970). Hij zou het zelf zo formuleren: “Er is een tijd gekomen, dat men het jammer vond dat zulk een mooie oude gevelhals teloor ging. Men bewaarde hem, in de hoop hem ergens toe te passen. (...) Er werd iets uitgevonden dat erg vernuftig was en ook weer heel gewoon toen ’t voor elkaar was. De uitvinding was: men kan een oude topgevel opnieuw toepassen op een nieuw huis. Dan krijgt dat nieuwe huis een Amsterdamsch cachet en het bijpassende dak zorgt met den gevelhals voor een fraai silhouet”. Het was echter niet de uitvinding van Van Houten, maar van de Commissie voor het Stadsschoon, die het herplaatsen van gevelfragmenten als een wapen zag in de strijd tegen de teloorgang van de oude binnenstad. Eén van de eerste voorbeelden was Prinsengracht 715, waar in 1915 een top werd geplaatst afkomstig van de Dam waar een hele rij panden moest wijken voor de nieuwbouw van Peek & Cloppenburg, Dam 20.

Eigenlijk was het een noodgreep. Er werden als gevolg van de Woningwet zoveel panden gesloopt dat men op deze manier nog iets van het historische stadsgezicht in stand wilde houden. Panden uit de jaren dertig met herplaatste geveltoppen noemt men Van Houtenmonumenten. Voorbeelden: Anjeliersstraat 23 (1935), Keizersgracht 464 (1936) en Herengracht 309-311 (1936). Aanvankelijk was er weinig waardering voor de Van Houtenpanden, mogelijk als gevolg door de vaak ongelukkige gevelcompositie. De 'slechte verhoudingen', meestal als gevolg van de eisen van de Woningwet, droegen niet bij aan de acceptatie van het herplaatsen van geveltoppen. Architect Boeken sprak in het Bouwkundig Weekblad van ‘toppengesol’. De oude geveltoppen waren "een zielige camouflage van de geestelijke armoede van de betrokkenen". Toch was niet iedereen negatief. Architect Van Hardeveld, die vanaf 1934 lid was van de Schoonheidscommissie, velde in een nabeschouwing een genuanceerd oordeel: “Het toepassen van oude topgevels op een nieuwe of vernieuwden onderbouw heeft dus in ieder geval het voordeel, dat hiermee tot het behoud van dat levendige, pittoresque silhouet, en daarmee tot een integreerend bestanddeel van de sfeer der oude stad wordt bijgedragen. (…) Men diene echter te bedenken (…) dat van de bescheiden krachten, die er over het algemeen het bouwkundig werk deden, geen eigen creatief werk was te verwachten en dat het onder die omstandigheden van wijs beleid moge getuigen, om, inplaats van probeersels van bedenkelijk gehalte, meenige fraaie authentieke hals- of klokgevel (…) weer hun functies in het stadsbeeld te doen vervullen”. Het herplaatsen van topgevels werd dus gezien als een noodoplossing om het stadsgezicht in stand te houden. Uit een inventarisatie is gebleken dat de methode van Van Houten bijzonder succesvol was: er zijn ruim tweehonderd Van Houtenpanden.

Het in 1953 opgerichte gemeentelijk Bureau Monumentenzorg (BMZ) maakte van de nood een deugd door bij restauraties geveltoppen te herplaatsen. Ook in de naoorlogse jaren werden zoveel monumenten gesloopt, ditmaal in het kader van sloop- en wederopbouwplannen voor hele buurten, dat er veel gebeeldhouwde geveltoppen beschikbaar kwamen voor herplaatsing elders. Men kan zelfs spreken van een toppendans. Zo kwam de top van Zeedijk 11 terecht op Tuinstraat 45, terwijl de top de Haarlemmer Houttuinen 105 naar de Zeedijk 118 verhuisde. Het werd een speerpunt van de naoorlogse monumentenzorg in Amsterdam. En dit was ook expliciet door de directeur van Publieke Werken opgedragen aan BMZ. In de taakomschrijving staat onder P "de zorg voor de waardevolle bouwfragmenten, afkomende van eventueel gesloopte monumenten, de inventarisatie hiervan en het geven van advies met betrekking tot de weder toepassing hiervan bij restauratie of herbouw" en onder Q "het bevorderen, dat monumenten die architectonisch zijn verminkt, weer in goede vorm worden gebracht". Eén van de monumentenzorgers die zich met het herplaatsen van geveltoppen bezighield, Theo Rouwhorst, heeft over de naoorlogse herplaatsingen een overzicht opgesteld van alle herplaatsingen in de periode 1953-2015. In de periode 1953-1959 zijn 9, in de jaren zestig 17, in de jaren zeventig 55 en in de jaren tachtig nog maar 10. De inzinking in de jaren tachtig was niet alleen het gevolg van het afnemend restauratievolume in deze periode, maar ook vanwege de tegenwerking van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Naar het oordeel van de Rijksdienst was herplaatsing van geveltoppen in strijd met de Charter van Venetië, een internationaal handvest uit 1964 waarin werd gesteld dat een monument niet alleen een esthetische waarde heeft maar ook een historische. Het verplaatsen van topgevels zou derhalve 'geschiedvervalsing' zijn (al komt die term niet in de Charter voor). Belangrijker is dat het bereiken van stijlzuiverheid niet het doel van een restauratie is, maar het behoud van de bouwgeschiedenis. Het herplaatsen van een topgevel om het architectonische gevelbeeld te herstellen door een latere wijziging ongedaan te maken is derhalve niet toegestaan. Een goed voorbeeld is de geschiedenis van Leidsegracht 12, waar een plan om een halsgeveltop te plaatsen in 1988 niet doorging omdat de Rijksdienst het plan afkeurde, terwijl de geveltop vermoedelijk exact overeen kwam met de ooit verdwenen top van deze gevel. Het paradoxale was echter dat bij sloopvergunningen door de minister werd gesteld dat de afkomende materialen moesten worden ingeleverd op de monumentenwerf. De sloop van monumenten was immers ook niet in overeenstemming met restauratieprincipes.

Een andere reden voor de inzinking in de jaren tachtig was het strenger worden van de criteria die BMZ zelf hanteerde om een geveltop te mogen herplaatsen (vastgelegd in 1983). Het ging nu niet alleen om de vraag of de gevel zou passen qua maatvoering, maar ook dat de datering en de stijl overeen kwam met de gevel, waardoor het veel moeilijker werd om een passende geveltop te vinden en de beschikbare geveltoppen te doen herplaatsen.

De inzinking in de jaren tachtig leidde tot een particulier initiatief om weer toppen te doen herplaatsen. Het voormalige hoofd van de buitendienst van BMZ, Henk Kwarten, richtte de Stichting De Verdwenen Stad met het doel aandacht te vragen voor topgevels en herplaatsing te bevorderen. Een Comité van Aanbeveling werd aangevoerd door burgemeester Ed van Thijn. In 1993 organiseerde de stichting een tentoonstelling van geveltoppen in de Kattenburgerstraat. Twaalf geveltoppen werden langs de muur van Kattenburgerstraat op ooghoogte geëxposeerd, waardoor het publiek en dus ook mogelijke opdrachtgevers de toppen goed kon bekijken, 'een educatieve primeur'. Het initiatief leidde weer tot een toename van het aantal herplaatsingen. Van de 12 geëxposeerde toppen kwamen er 9 in de stad terug. In de jaren negentig vonden 28 en in het eerste decennium van de 21ste eeuw 17 herplaatsingen plaatsen. In 2009 werd de laatste geveltop herplaatst. Daarmee kwam het totaal aantal herplaatsingen sinds 1953 op 135.

Een nieuw initiatief volgde in 2013 toen de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Gevelstenen en de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, gesteund door het Bureau Monumenten & Archeologie, aan de gemeenteraad voorstelden een inventarisatie te doen van de nog beschikbare gevelfragmenten. Begin 2014 kwam er een budget beschikbaar en kon een begin worden gemaakt met de inventarisatie. De fragmenten van de Uilenburgersjoel waren overgebracht naar de werf op de Santoriniweg (Westpoort) en naar een loods in Hoofddorp, terwijl de fragmenten in de tuin van het Huis met de Hoofden, nl. het attiek van de familie Cromhout afkomstig van de achtergevel van Herengracht 370 en de timpanen van de Boterwaag, resp. naar de Koelhuiswerf (Markthallen, Jan van Galenstraat) en de tuin van het Rijksmuseum. Nog niet alles is geïnventariseerd. De fragmenten in de loods van Hoofddorp zijn inmiddels overgeplaatst naar de Santoriniweg om de inventarisatie te vergemakkelijken. Op dit moment is bekend dat er 6 complete en ca. 8 incomplete toppen plus een groot aantal restanten beschikbaar zijn voor hergebruik. Als de inventarisatie gereed is zal een besluit genomen moeten worden wat te doen met de gebeeldhouwde gevelfragmenten. Het ligt het meest voor de hand deze in de stad te herplaatsen, aangezien de beste bewaarplaats de stad zelf is. Het theoretische en wat dogmatische bezwaar tegen herplaatsing van geveltoppen op andere dan de oorspronkelijke locaties kan op een eenvoudige manier worden opgelost: door het plaatsen van een jaartalsteen van de herplaatsing.

Voorbeelden

Periode 1: Commissie voor het Stadsschoon
Haarlemmerdijk 142 (1915)
Prinsengracht 715 (1915)
Periode 2: Van Houten
Spuistraat 289 (1928)
Prinsengracht 52 (1931)
Nieuwebrugsteeg 11 (1932)
Keizersgracht 84 (1934)
Anjeliersstraat 23 (1936)
Keizersgracht 464 (1936)
Herengracht 309-311 (1936)
Keizersgracht 464 (1936)
Lindengracht 276 (1937)
Recht Boomssloot 59 (1930-1940)
Driehoekstraat 14-18 (1939-1947)
Driehoekstraat 20 (1939-1947)
Driehoekstraat 22 (1939-1947)
Brouwersgracht 37 (1939-1947)
Spuistraat 294 (1940)
Kerkstraat 367 (±1940)
Periode 3: De Wederopbouwperiode
Driehoekstraat 8-10 (1950-1953)
Amstel 332 (1954)
Keizersgracht 66 (1956)
Prinsengracht 150 (1956)
OZ Achterburgwal 114 (1957)
Prinsengracht 755 (1958)
Prinsengracht 1047 (1958)
Brouwersgracht 86 (1960)
Amstel 87 (1961)
Kerkstraat 192, 194 en 198 (1962)
Leliegracht 36 (1963)
Staalstraat 12 (1963)
Egelantiersgracht 66 (1964)
Prinsengracht 339 (1967)
Staalstraat 20 (1967)
Amstel 264 (1967)
Singel 413 (1969)
OZ Voorburgwal 66 (1969)
Amstelstraat 29 (1970)
Kattenburgerplein 52-89 (1970)
Bethaniendwarsstraat 18 (1971)
Kalkmarkt 13 (1971)
Vijzelstraat 1 en 5 (1971)
Herenmarkt 21 (1972)
Lindengracht 51 (1972)
Nieuwebrugsteeg 5 (1972)
Lange Leidsedwarsstraat 96 en 100-102 (1973)
Prinsengracht 562 (1973)
Tichelstraat 45 (1973)
Tweede Anjeliersdwarsstraat 8-10 (1973)
Tuinstraat 45 (1973)
Egelantiersgracht 74 (1974)
Herengracht 80 (1974)
Goudsbloemstraat 130 (1975)
Lindengracht 55-57 (1975)
Singel 294 (1974/1975)
Nieuwe Herengracht 247 (1975)
Rozengracht 68 (1975)
Warmoesstraat 48 (1975)
Sint Antoniesluis 20-24 (1975)
Bloemgracht 73 (1976)
Spuistraat 87 (1976)
Warmoesstraat 16 (1977)
Bloemgracht 37 (1978)
Herengracht 89 (1978)
Stromarkt 15 (1978)
Tichelstraat 34 (1978)
Periode 4: De Verdwenen Stad
Bloemgracht 19 (1980)
Kloveniersburgwal 66 (1980)
Leidsegracht 68 (1980)
Lindengracht 165-169 (1982/83)
Sint Nicolaasstraat 49 (1982)
Sint Nicolaasstraat 68 en 88 (1985)
Prinsengracht 1A (1986)
Bloemstraat 150 (1991)
Bloemstraat 13 (1992)
Anjeliersstraat 175 (1993)
Karthuizersdwarsstraat 9 (1994)
Geldersekade 128 (1995)
Goudsbloemstraat 42 (1995)
Singel 369 (1995)
Kerkstraat 331 (1995)
Tweede Anjeliersdwarsstraat 3 (1995)
Zeedijk 100-102 (1995)
Kloveniersburgwal 56-58 (1996)
Hazenstraat 35 (1996)
Lauriergracht 136 (1996)
Lange Niezel 24 (1996)
Nieuwe Nieuwstraat 16 en 18 (1996)
Leliegracht 54 (1997)
Nieuwe Nieuwstraat 19 (1997)
Pieter Jacobszstraat 15 (1998)
Elandsstraat 129-131 (1998)
Korte Prinsengracht 6 (1998)
Leidsegracht 106 (1999)
Eerste Laurierdwarsstraat 48 (2000)
Brouwersgracht 91 (2001)
OZ Voorburgwal 147 (2001)
Tuinstraat 171 (2001)
Zeedijk 118 (2001)
Amstelstraat 49 (2003)
Leidsegracht 44 (2003)
Bloemstraat 40 (2004)
Singel 155 (2004)
Haarlemmerdijk 65 (2004)
Sint Annenstraat 28 (2005)
Sint Jansstraat 37 (2005)
Begijnensteeg 7 (2006)
Warmoesstraat 18 (2006)
Palmgracht 1 (2009)
Rozenstraat 68-76 (2009)
Runstraat 4 (2009)

Literatuur:

  • Ir. A. Boeken. 'Bouwen en restaureeren in Oud Amsterdam.' Bouwkundig Weekblad Architectura, 36 (1940): p. 279-287
  • Geurt Brinkgreve. De 'Van Houten-monumenten'. De Lamp van Diogenes 79 (mei 1983)
  • J.M. van Hardeveld. 'Amsterdam als monument'. Bouwkundig Weekblad Architectura, 38 (1940): p. 299-306
  • E. van Houten. Amsterdamsche Merkwaardigheden. Heemschutserie deel 14. Amsterdam, 1942. Herdrukt in 1943, 1945 en 1946
  • Theo Rouwhorst. Bewaard voor Amsterdam. Historische geveltoppen herplaatst 1945-2015. Amsterdam, 2016
  • H. Rowaan. 'Bureau Monumentenzorg Amsterdam. 35 jaar Gemeentelijke Zorg'. De Lamp 50 (juni 1978)
  • Walther Schoonenberg. 'Hergebruik van oude geveltoppen'. Binnenstad 157 (april 1996). Herdrukt in: Veldboeket met distels, 40 jaar Diogenes. Amsterdam, 2001
  • Walther Schoonenberg, 'De Van Houten-monumenten'. Binnenstad 219 (dec. 2006)
  • Walther Schoonenberg. 'De Van Houtenmonumenten. Een reconstructie van de werkwijze van bouwinspecteur Eelke van Houten (1872-1970).' Bulletin KNOB 2012-4: p. 221-231

Zie ook deze introductietekst:

Laatste wijziging: februari 2022

[Over deze website]   [Contact opnemen]   [Inloggen]